Aan het begin van het seizoen hebben we eind augustus 2020 een groeigroepavond gewijd aan gehoorzaamheid aan de overheid naar aanleiding van het schuren van de duidelijke oproep van Paulus aan de christenen in Rome (Romeinen 13) met (corona)maatregelen die (tijdelijk) praktische vrijheden inperken of afnemen. Met het toenemen van de coronamoeheid kwam eind december opnieuw de vraag van groeigroepleden hoezeer men de overheid zou moeten gehoorzamen.
Overheid op aarde
Kort samengevat staat Paulus in zijn opvatting in Romeinen 13 verzen 1-7 en Titus 3 verzen 1-2 in één lijn met Jezus Christus (Mattheüs 22 vers 21), de profeet Daniël die stelt dat God “zet koningen af en stelt koningen aan, hij geeft de wijzen hun wijsheid, en de verstandigen hun kennis.” (Daniël 2 vers 21) helemaal terug naar de aanstelling van de koningen Saul, David en Salomo door…God zelf (1 Samuël 8). Deze overtuiging verklaart de zegen voor gehoorzame, dienstbare koningen, en vervloeking, ziekte, dood, etc. voor ongehoorzame, oorlogzuchtige en het volk onderdrukkende, corrupte koningen vanaf 1 Samuël tot en met Openbaring.
Let wel dat de profeten namens God in verzet kwamen, God ongehoorzame leiders op hun verantwoordelijkheden wezen, maar met dezelfde gang door deze koningen gevangen gezet of gedood werden. Profeten zagen hoe het land geplunderd werd, krijgsgevangenen werden gemaakt en volksgenoten in ballingschap gingen, Gods tempel verwoest werd. Jezus kreeg een doornenkroon en werd door de Romeinen beschimpt als koning van de Joden, hoewel hij zijn volksgenoten had gewezen aan de Romeinse keizer te geven wat hem toekomt en aan God wat hem toekomt (Mattheüs 22 vers 21, Marcus 15 vers 9).
Als Romeins staatsburger weet Paulus hoe het Romeinse keizerrijk werkt. Ik weet dat Nederland een monarchie met een parlementaire democratie combineert en niet zomaar een regering oplevert die trouw is aan God en de principes van Zíjn koninkrijk. En toch geldt ook deze oproep: “Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid. Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen.” (1 Timotheüs 2 verzen 2-4). Ons rustig en ongestoord leven is dus niet het einddoel, het gered worden van alle mensen en bekend worden met de waarheid wel. Het gebed is dus niet om een onbezorgd, lui leven als christen, maar om gelegenheden mensen te redden en de waarheid te verkondigen, daarbij de gezagsverhoudingen respecterend.
De apostel Petrus schrijft hetzelfde: “Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag waarop hij komt rechtspreken. Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, en vna de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd om misdadigers te bestraffen en om te belonen wie het goede doen. God wil namelijk dat u door het goede te doen onwetende dwazen de mond snoert. Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God. Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer. Slaven, erken het gezag vna uw meesters en heb ontzag voor hen, niet alleen voor de goede en rechtvaardige, maar ook voor de onrechtvaardige. Het is een blijk van genade als iemand, doordat zijn aandacht op God gericht is, in staat is onverdiend leed te verdragen. Immers, is er enige reden om trots te zijn wanneer u de slagen verdraagt die u als straf voor uw wangedrag krijgt? Het is echter een blijk van Gods genade wanneer u verdraagt wat u moet lijden voor uw goede daden. Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven.” (1 Petrus 2 verzen 7-20, verderop de rest van het hoofdstuk).
Hemelvorsten
Daniël werd ook geopenbaard dat er naast de machthebbers die hij meemaakte of met wie het volk Israël in de toekomst te stellen had, ook bijbehorende hemelvorsten zijn van bijvoorbeeld Perzië en Griekenland (Daniël 10 verzen 13 en 20). Over de hemelse hiërarchie van engelen ten opzichte van de mens, Jezus Christus en God de Vader lees je meer in Hebreeën hoofdstuk 1 en 2.
Leiders in de gemeente
Zeker in een tijd waarin jouw persoonlijke mening of voorkeur niet strookt met die van een medegelovige of leidinggevende in de gemeente, heeft het slot van Hebreeën nog enkele interessante oproepen.
“Denk aan uw leiders, die het woord van God aan u hebben verkondigd, neem een voorbeeld aan hun geloof en kijk vooral goed hoe hun levenswandel eindigt.” (Hebreeën 13 vers 7), “Laat u niet misleiden door allerlei vreemdsoortige leerstellingen; we doen er goed aan ons te laten sterken door genade, niet door spijzen waar de aanhangers van die stellingen in het geheel geen baat bij hadden. (…) Daarom heeft ook Jezus, om met zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de stadspoort geleden. Laten we dus het kamp verlaten, ons bij hem voegen en delen in zijn vernedering. Onze stad is immers niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt. Laten we met Jezus’ tussenkomst een dankoffer brengen aan God: het huldebetoon van lippen die zijn naam prijzen, ononderbroken. En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept.
Gehoorzaam uw leiders en schik u naar hen, want zij waken over uw leven en zullen daarvan ook rekenschap moeten afleggen. Zorg ervoor dat zij hun taak met vreugde kunnen vervullen, zodat ze geen reden tot klagen hebben; dat zou u zeker niet ten goede komen.” (Hebreeën 13 verzen 9, 12-17). Heldere taal en verantwoordelijkheden voor zowel de leider als de kudde.
Net als bij koningen: “En hij (God) is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren.” (Efeziërs 4 vers 11).
Voor de leiders: wees een goede herder
- “Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen.” (Johannes 10 vers 11).
- “Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden?” (Ezechiël 34 vers 2).
- “Wee de herders die de schapen van mij weiden in het verderf storten en laten verdwalen – spreekt de HEER.” (Jeremia 23 vers 1).
- “Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als herder heeft aangesteld; u bent de opzieners van Gods gemeente, die hij verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon.” (Handelingen 20 vers 28).
Paulus stelt een ‘programma van eisen’ op voor een opziener in 1 Timotheüs 3 verzen 1-7: “Het is een waar woord: als iemand opziener wil worden, is dat een eerzaam streven. Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man vann één vrouw zijn en hij moet sober, bezonnen, gematigd, gastvrij en een goede leraar zijn. Hij mag niet teveel drinken of driftig zijn, maar hij moet vredelievend en vriendelijk zijn, en niet geldzuchtig. Hij moet zijn huisgezin goed leiden en op een waardige manier gezag over zijn kinderen uitoefenen. Als iemand geen leiding kan geven aan zijn huisgezin, hoe zou hij dan voor de gemeente van God kunnen zorgen? Hij mag ook niet iemand zijn die net bekeerd is; anders raakt hij verblind en valt hij ten prooi aan de duivel. Verder moet hij buiten de gemeente een goede reputatie hebben, zodat hij niet in opspraak komt en door de duivel wordt gestrikt.”
Voor de anderen: word een schaap
- “De HEERE is mijn herder, mij ontbreekt niets.” (Psalm 23 vers 1).
- Jezus: “Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij.” (Johannes 10 vers 14)
- “Wanneer hij al zijn schapen naar buiten gebracht heeft, loopt hij voor ze uit en de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen.” (Johannes 10 vers 4).
- “Wat jullie betreft, mijn schapen, dit zegt God, de HEER: Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken.” (Ezechiël 34 vers 17, zie ook Mattheüs 25 vers 33).
- “Jullie zijn mijn schapen, de schapen die ik weid; jullie zijn mensen en ik ben jullie God – zo spreekt God, de HEER.” (Ezechiël 34 vers 31).
- Jezus: “maar u wilt me niet geloven, omdat u niet bij mijn schapen hoort.” (Johannes 10 vers 26).
- “Treed dus in de voetsporen van hem die geen enkele zonde begin en over wiens lippen geen leugen kwam. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedragen, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u teruggekeerd naar hem die de herder is, naar hem die uw ziel behoedt.” (1 Petrus 2 verzen 21-25).
- “Bedenk wel, ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang, maar behoud de onschuld van een duif.” (Mattheüs 10 vers 16).
Related Posts