Johannes heeft een visioen waarin hij door een deur een blik in de hemel mag werpen. In zijn Openbaring hoofdstukken 4 en 5 beschrijft hij wat hij ziet. Als nieuwtestamentische profeet gebruikt hij de beelden en beschrijvingen die zijn oudtestamentische voorgangers Ezechiël en Jesaja.
De profeet Jesaja zegt dat hij een visioen kreeg “in het sterfjaar van koning Uzzia” in 742 voor Christus en ziet de Heer, gezeten op een hoogverheven troon en de aanbidding die hij krijgt van serafs (Jesaja 6 verzen 1-3). Ezechiël geeft ook aan waar hij en wanneer hij was. Hij was in Babylon (nu Irak) bij het Kebarkanaal, “op de vijfde dag van die maaand, en wel in het vijfde jaar van koning Jojachins ballingschap”, dat wil zeggen in 593 voor Christus. Op die dag “opende zich de hemel en kreeg ik een visioen van God.” (Ezechiël 1 verzen 1-2).
Johannes zegt: “ik was op het eiland Patmos omdat ik over God had gesproken en van Jezus had getuigd. Op de dag van de Heer raakte ik in vervoering.” (Openbaring 1 verzen 9b-10a). De uitnodiging uit de hemel aan Johannes is: “Kom hierboven, dan laat ik je ziet wat er hierna gebeuren moet.'” (Openbaring 4 vers 1b). De beide hoofdstukken draaien om de vraag wie bij machte is de met zeven zegels gesloten tweezijdig beschreven boekrol met voorgenomen straffen te openen. Wie heeft het echt voor het zeggen. Het antwoord staat aan het eind van het vijfde hoofdstuk: “Elk schepsel in de hemel, op aarde, onder de aarde en in de zee, alles en iedereen hoorde ik zeggen: ‘Aan hem die zit op de troon en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid.'” (Openbaring 5 vers 13).
De voortdurende aanbidding is de context waarbinnen God ingrijpt, zijn geduld en genade, maar ook zijn toorn laat zien in Openbaring. De eerste zes zegels van de boekrol worden geopend in Openbaringen 6. Voordat het zevende zegel verbroken ordt in Openbaring 8, is er een intermezzo, een soort hold your horses in Openbaring 7. Dan worden in Openbaring 8 en 9 de eerste zes van zeven bazuinen geblazen, gevolgd door een intermezzo in Openbaring 10.
De twee getuigen, de zevende bazuin en de beelden van de vrouw, de draak en twee beesten zijn de onderwerpen in hoofdstukken 11-13, gevolgd door aanbidding in hoofdstuk 14 en Gods oordeel, de zeven offerschalen in hoofdstuk 15 en 16, het oordeel over Bablyon in hoofdstuk 17-18. Daarna weer aanbidding in hoofdstuk 19. Het beest en zijn profeet zijn verslagen in Openbaring 19, gevolgd door de eerste opstanding en tweede dood in hoofdstuk 20, gevolgd door aanbidding als God bij de mensen woont (Openbaring 21-22) voordat Johannes in hoofdstuk 22 een afsluiting schrijft.
Wat ziet Johannes in de hemelse aanbidding?
- een troon in het midden met iemand erop, Jezus Christus en/of God de Vader (Openbaring 4 verzen 2-3, Openbaring 21 verzen 3-8). Zie ook de beelden van Micha in 1 Koningen 22 vers 19 en 2 Kronieken 18 vers 18, Jesaja in 6 verzen 1-3.
- zeven vurige fakkels, de zeven geesten van God die voor zijn troon branden (Openbaring 4 vers 5). Hier, en ook in Openbaring 1 vers 4, hoofdstuk 3 vers 1 en hoofdstuk 5 vers 6) is de letterlijke invulling met de zeven aartsengelen (Michaël, Gabriël, Rafaël, Uriël, Suriël, Fanuël en Yechiël) mogelijk. Zie ook Psalm 104 vers 4. Een alternatief voor het zevental is het collectief dat samen op dé Heilige Geest, de derde persoon in de goddelijke drieëenheid wijst.
- een zee van glas, van kristal voor de troon (Openbaring 4 vers 6). Dit beeld wordt herhaald in Openbaring 15 vers 2. Zie ook Exodus 24 vers 10 en Ezechiël 1 verzen 22 en 26.
- vier wezens, een en al oog, rond de troon die lijken op een leeuw, stierkalf, mens en adelaar, gevleugeld en continu in aanbidding (Openbaring 4 verzen 6-8, Openbaring 19 vers 4). Zie ook Ezechiël 1 verzen 5-11, hoofdstuk 10 verzen 12, 14-15).
- 24 andere tronen rond de centrale troon met daarop 24 oudsten (πρεσβυτέρους, dat oudsten, ouderlingen of voorgangers kan betekenen), in het wit gekleed en met een gouden krans op hun hoofd (Openbaring 4 vers 4), continu in aanbidding (Openbaring 4 verzen 9-11, Openbaring 19 vers 4). De 24 oudsten hebben elk een lier en een gouden schaal vol wierook, de gebeden van de heiligen (Openbaring 5 vers 8). Als betekenissen voor deze 24 oudsten zijn de volgende vier mogelijkheden:
- vertegenwoordigers van de 24 divisies van de Levitische priesterdienst (Lukas 1 vers 5, 1 Kronieken 24 verzen 7-18), problematisch vanwege de vermenging van het aardse priesterambt met dat van koning en profeet, zich nu afspelend in de hemel.
- de 12 stammen van Israël plus 12 vertegenwoordigers van de nieuwtestamentische Kerk. Leuk gevonden, maar niet vanuit de Bijbel te onderbouwen.
- een speciale groep engelen, vanwege het hen in plaats van ons in Openbaring 5 vers 10. Uit de vier mogelijkheden vind ik deze plek in de hiërarchie van overheden en machten in de hemelse gewesten het meest voor de hand liggend. De Herziene Statenvertaling zit ook op dat spoor en interpreteert – niet vertaalt – πρεσβυτέρους als ‘hemelvorsten’.
- niet nader gespecificeerde geredde gelovigen in Gods koninkrijk (in de Talmud door Rav in B’rakhot 17a zo uitgelegd).
- een geslacht lam in het midden voor de troon met zeven horens en zeven ogen, de zeven geesten van God (Openbaring 5 vers 6).
- oneindig veel engelen die God aanbidden (Openbaring 5 verzen 11-12, hoofdstuk 7 vers 11).
- het geluid van de aanbidding van elk schepsel aan God (Openbaring 5 vers 13).
- 144.000 mensen die Jezus’ naam en die van zijn Vader op hun voorhoofd hadden (Openbaring 7 verzen 3-8, Openbaring 14 vers 1), in aanbidding. Ze volgen het lam en zijn rechtvaardig (Openbaring 14 verzen 4-5).
- een onafzienbare menigte, in het wit gekleed, in aanbidding (Openbaring 7 verzen 9-10, 14-15, Openbaring 19 verzen 1-3, verzen 6-7).
Related Posts