Psalm 145: God is koning, daarom zing ik

In Psalm 145 bezingt koning David de eeuwige koning, de HEER wiens “koningschap de eeuwen omspant en heerschappij alle geslachten omvat.” (vers 13). De vorm is speciaal, al zie je er in het Nederlands niets van terug. Het is een acrostichon, een naamdicht of lettervers. De beginletters van elk vers staan in alfabetische volgorde. Alleen de ‘n’ (nun) ontbreekt in het Hebreewse origineel. Uitleggers geven voor het tussen vers 13 en 14 missende aan, dat de n de eerste letter van nafaleh (vallen) is, waarover vers 14 gaat: “Een steun is de HEER voor wie is gevallen, wie gebukt gaat richt hij op.”

De structuur van de Psalm is alsvolgt:

  • oproep om God als koning te prijzen (verzen 1-3)
  • grote daden van God (verzen 4-13)
  • hulpvaardigheid van God (verzen 14-20)
  • oproep tot lofprijzing (vers 21).

Gods koningschap wordt ook elders in het Oude Testament bezongen. Lees daarvoor Psalm 10 verzen 16-18, Psalm 47 verzen 1-9, Psalm 95 verzen 3-7, Psalm 96 verzen 1-13, Jesaja 40 verzen 10-11, Jeremia 31 verzen 10-12, Ezechiël 34 verzen 23-24 en 30-31, Zacharia 8 verzen 3, 7-8, Zacharia 9 verzen 9-11 en Maleachi 3 verzen 1-5.

Zó staat God bekend

God wordt bezongen om zijn daden (Psalm 145 vers 4, 11, 12), wonderen (vers 5), grootheid (vers 6), gerechtigheid (vers 7, 17), gulle hand (vers 15-16), steun (vers 14), hulp (vers 19) en bescherming (vers 20). Verder staat het karakter van God centraal: genadig (vers 8), liefdevol (vers 8), goed voor alles en allen (vers 9), zich ontfermend over heel zijn schepping (vers 9), hulpvaardig (vers 14 en 19), gul (vers 16), nabij allen die Hem aanroepen (vers 18), het verlangen van wie hem eren vervullend (vers 19), horend naar klachten (vers 19), waakzaam (vers 20) en resoluut (vers 20).

Gods koningschap in Jezus Christus

Gods koningschap heeft een gezicht gekregen ini Jezus Christus, zijn zoon. Jezus werd geboren als de aangekondigde en verwachte koning van de Joden (Mattheüs 2 vers 2, 27 verzen 11-42, Lukas 1 vers 33, 19 vers 38, Johannes 1 vers 49), deed als een zachtmoedige zijn intocht, rijdend op een ezelin, in Jeruzalem (Mattheüs 21 vers 5). De man van smarten, de lijdende Christus is niet de slotscène, zo voorspelt Jezus Christus zelf in Mattheüs 25 vers 31: “Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon” om vervolgens rechtvaardig te oordelen over onze daden. Hebben wij Hem, de koning, in onze naasten gediend waar het praktisch aankomt op met gulle hand geven en naar elkaar omzien. (Mattheüs 25 verzen 32-36). Jezus Christus “moet koning zijn totdat God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd.” (1 Korinthiërs 15 vers 25).

In de eindtijd komen aardse koningen met het beest in actie tegen het lam (Jezus Christus): “Ze binden de strijd aan met het lam, maar het lam zal hen overwinnen. Want het lam is de hoogste heer en koning, en wie hem toebehoren, wie geroepen zijn en uitgekozen, zijn trouw.” (Openbaring 17 vers 14).

Wat verderop in het visioen van Johannes: “Ik zag dat de hemel geopend was, en dit zag ik: een wit paard met een ruiter, die ‘Trouw en betrouwbaar’  heet, die een rechtvaardig vonnis velt en een rechtvaardige strijd voert. Zijn ogen waren als een vlammend vuur en op zijn hoofd  had hij veel kronen. Er stond een naam op hem geschreven die niemand kende, alleen hijzelf. Hij droeg met bloed doordrenkte kleren. Zijn naam luidde ‘Woord van God’. De hemelse legermacht, gekleed in zuiver, wit linnen, volgde hem op witte paarden. Uit zijn mond komt een scherp zwaard waarmee hij de volken zal slaan, en hij zal hen met een ijzeren herdersstaf goeden. Hij zal de wijnpers van de hevige woede van de almachtige God treden. op zijn kleding en op zijn dij staat de naam ‘Hoogste Heer en koning'” (Openbaring 19 verzen 11-16).

Paulus geeft in zijn eerste brief aan Timotheüs in hoofdstuk 1 vers 17 de lof: “Aan de koning der eeuwen, de onvergankelijke, onzichtbare en enige God, zij de eer en glorie tot in alle eeuwigheid. Amen.”