Vriend of slaaf van Jezus Christus?

De beeldspaak in Opwekkingsliederen kan zo vanzelfsprekend lijken, dat je gedachteloos op de automatische piloot meezingt. Zo stelt de Nederlandse vertaling van Refiner’s Fire van Brian Doerksen (Opwekking 427): “Ik strek mij uit, Jezus, naar meer van uw Geest en uw heligheid. Ja, ik besluit, Jezus, een dienstknecht te zijn van U, mijn Meester, steeds tot uw wil bereid.” En Aan de maaltijd wordt het stil, de ronduit brakke vertaling door Peter van Essen van Love Each Other van Graham Kendrick (Opwekkingsliederen 705): “Toon mijn liefde, aan de ander, dien de ander, zo heb Ik ook jou liefgehad. Heb elkaar lief, wat er ook gebeurt, de ander, zo heb ik ook jou liefgehad. In de wereld wordt het stil, als wij doen wat Jezus wil en gaan dienen als een knecht, zoals Hij ons heeft gezegd, Hij zei: Dit is wat Ik wil dat jullie doen, dit is waarom Ik bij jullie neerkniel, Dit is hoe mijn kerk behoort te zijn, dit is wat de wereld ziet van Mij als je Mij gaat volgen.”

Reiniging en heiliging als ultieme liefdesdaad

Heeft Jezus bovenstaande echt gezegd? Waarom wordt het in de wereld stil als wij doen wat Jezus wil? En worden we wel opgeroepen Jezus’ slaven te zijn?

In Johannes 13 verricht Jezus zelf het reinigingsritueel, dat normaliter een slaaf zou doen bij de gasten die voor een maaltijd zijn genodigd. Als hij klaar is, volgt een bijzonder gedeelte: “‘Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?’ vroeg hij. Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” en terecht, want dat ben ik ook. Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven: wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. Waarachtig, ik verzeker jullie: een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt.” (Johannes 13:12-17).

Ja, de grote lijn van het onderwijs dat Jezus Christus tijdens deze laatste maaltijd met zijn 12 discipelen heeft is de liefde voor hen en de oproep om elkaar lief te hebben (Johannes 13-17). Maar laten we diepere betekenis van het reinigingsritueel, volgens Johannes 13:8 nodig om bij Jezus te horen, ook begrijpen. Ik moet denken aan Efeziërs 5:25-30: “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het zoals Christus de gemeente, omdat wij leden zijn van zijn lichaam.” (in NBG51 vertaling).

Hoe kunnen we elkaar reinigen? Jezus roept in Lukas 17:3-4 op: “Indien een van je broeders of zusters zondigt, spreek die dan ernstig toe; en als ze berouw hebben, vergeef hun. En als ze zevenmaal op een dag tegen je zondigen en zevenmaal naar je terugkeren en zeggen: ‘Ik heb berouw,’ dan moet je hun vergeven.” En in een nog veel rijkere context met aansporingen stelt de schrijver van de brief aan de Hebreeën in 12:14: “Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen besmet worden.”

Geen slaaf, vriend!

“Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde: je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg. Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven. Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.” (Johannes 15:9-17).

Terwijl Jezus wist wat er ging gebeuren en wie hem verraden zou, beantwoordt hij de begroeting van Judas Iskariot in Getsémané opvallend: “Hij (Judas) liep recht op Jezus af, zei: ‘Gegroet, rabbi!’ en kuste hem. Jezus zei tegen hem: ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?'”  (Mattheüs 26:49-50). Het hier als ‘vriend’ vertaalde woord betekent eigenlijk: stamgenoot, makker, metgezel. Zó gaan stamgenoten, strijdmakkers niet met elkaar om! Je bent één van ons, toch?

Hoe onthutsend de drievoudige verloochening door Petrus in de nacht nadat Jezus hem en de andere discipelen vrienden heeft genoemd. Opvallend ook dat juist twee slavinnen naar de relatie tussen Petrus en Jezus Christus vragen: “Petrus zat buiten, op de binnenplaats. Er kwam een dienstmeisje naar hem toe, dat zei: ‘Jij hoorde ook bij die Jezus uit Galilea!’ Maar hij ontkende dat met klem, zodat allen het konden horen: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’Toen hij wilde weggaan naar het poortgebouw, zag een ander meisje hem. Ze zei tegen de omstanders: ‘Die man hoorde bij Jezus van Nazaret!’ En opnieuw ontkende hij en zwoer: ‘Echt, ik ken die man niet!’ Even later kwam de omstanders naar Petrus toe, ze zeiden: ‘Jij bent wel degelijk een van hen, trouwens, je accent verraadt je.’ Daarop begon hij te vloeken en hij bezwoer hun: ‘Ik ken die man niet!’ En meteen kraaide er een haan. Toen herinnerde Petrus zich wat Jezus gezegd had: ‘Voordat er een haan gekraaid heeft, zul je mij driemaal verloochenen.’ Hij ging naar buiten en huilde bitter.” (Mattheüs 26:69-75). In de versie van dit verhaal in Johannes zijn het slaven en gerechtsdienaars (Johannes 18:18, 26).

In Lukas 12 spreekt Jezus met zijn discipelen over de Farizeeën, echte redenen om je zorgen te maken en de komende vervolging: “Tegen jullie, mijn vrienden, zeg ik: wees niet bang voor degenen die het lichaam kunnen doden, maar niet tot iets ergers in staat zijn. Ik zal jullie zeggen voor wie je bang moet zijn. Wees bang voor hem die de macht heeft om iemand niet alleen te doden maar ook in de Gehenna te werpen. Ja, ik zeg jullie, wees bang voor hem! (…) Ik zeg jullie: iedereen die mij erkent bij de mensen, zal ook door de Mensenzoon worden erkend bij de engelen van God. Maar wie mij verloochent bij de mensen, zal verloochend worden bij de engelen van God. En iedereen die iets ten nadele van de Mensenzoon zegt, zal worden vergeven. Maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest zal niet worden vergeven. Wanneer ze jullie voor de synagogen en de autoriteiten en het gerecht slepen, vraag je dan niet bezorgd af hoe of waarmee je je moet verdedigen of wat je moet zeggen, want de heilige Geest zal jullie op dat moment ingeven wat je moet zeggen,'” (Lukas 12:4-5, 8-12).

Geloof -> gehoorzaamheid -> liefhebben en rechtvaardig handelen

De apostel Jakobus schrijft over Abraham naar aanleiding van diens gehoorzaamheid zijn zoon te offeren aan God: “U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt door daden. Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem toegerekend als een rechtvaardige daad.’ Hij wordt zelfs Gods vriend genoemd.” (Jakobus 2:23).

Een bekend gedeelte in de evangelieën gaat over de vrienden die een verlamde man door een gat in het dak van een stampvol huis waar Jezus spreekt voor zijn voeten laten zakken. “Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.'” (Marcus 2:5).

Gehoorzaamheid wordt in het Nieuwe Testament wel gekoppeld aan het voor de lezer bekende beeld van een slaaf. “Wanneer u zich als slaaf in iemands dienst stelt, weet u toch dat u hem moet gehoorzamen? Wanneer u de zonde dient, leidt dat tot de dood; wanneer u God gehoorzaamt, leidt dat tot vrijspraak. Maar God zij gedankt: u was slaven van de zonde, maar nu gehoorzaamt u van ganser harte de leer waaraan u zich hebt toevertrouwd, en bevrijd van de zonde hebt u zich in dienst gesteld van de gerechtigheid.” (Romeinen 6:16-17).