Amos: van voor de koning lastige schapenfokker tot inspirator van Martin Luther King’s I Have a Dream

nn_thekoa_verkeersbordHet 3e boek in de serie De Twaalf of Kleine Profeten in het Oude Testament, Amos, dankt zijn naam aan de gelijknamige profeet, schapenfokker van beroep. Amos trad op rond 760 voor Christus en was een tijdgenoot van Jesaja, Micha en Hosea. Hoewel woonachtig in Tekoa in Juda ten zuiden van Jeruzalem, is zijn boodschap ook gericht tegen het noordelijke tienstammenrijk Israël gericht. Dat had onder koning Jerobeam II een periode van voorspoed, maar wel ten in combinatie met hebzucht, wellust, criminaliteit en afgoderij. Aan Amos de opdracht het volk op te roepen terug te keren naar God.

Amos 1-2: het vonnis van de HEER

De introductie van God als een brullende leeuw (Amos 1:2) doet direct denken aan hetzelfde beeld uit Joël 4:16. Ook de omliggende boodschap is gelijk. De volken die Israël hebben overheerst en in ballngschap weggevoerd, krijgen hun verdiende loon. De Filistijnse koningen, Damascus en Tyrus, Edom, Moab en Ammon zullen het te verduren krijgen: verbranden van steden, verpulveren van beenderen, ombrengen van leiders. (Amos 1:3-2:3)

Gods wetten en oordeel gelden evenzeer voor Israël en Juda. “Ik zal Juda in vlammen doen opgaan; vuur zal de burchten van Jeruzalem verteren.” (Amos 2:5) en tegen Israël: “Daarom zal ik de grond onder jullie voeten doen kraken zoals een kar vol schoven kraakt in zijn voegen. De snelste man vlucht dan tevergeefs, de sterke heeft niets aan zijn kracht, de krijgsheld redt zijn leven niet, geen boogschutter houdt stan, geen hardloper ontkomt, geen ruiter brengt het er levend af, zelfs de dapperste held zal naakt moeten vluchten die dag – spreekt de HEER.” (Amos 2:13-16).

Amos 3-6: profetieën over Israël en Juda

God is verbolgen: “Uit alle volken op aarde heb ik alleen jullie uitgekozen, en daarom zal ik jullie voor al je wandaden straffen.” (Amos 3:2). God waarschuwt vooraf via zijn profeten (Amos 3:7). Een gewaarschuwd mens telt voor twee. De profeten moeten in de burchten van de Filistijnse stad Asdod en in Egypte bekend maken “hoe groot de verwarring in die stad (Samaria) is, hoe hevig de onderdrukking! Tot rechtvaardigheid zijn ze daar niet in staat – spreekt de HEER – , zij die hun burchten vullen met onderdukking en geweld.” (Amos 3:9-10). De vrouwen wordt verweten: “Jullie zijn als vette koeien die de berg van Samaria kaalgrazen: jullie onderdrukken de zwakken, mishandelen de armen en zeggen tegen je man: ‘Breng ons iets te drinken!'” (Amos 4:1).

De houding is er één van aan God en gebod lak hebben. “Kom naar Betel en zondig er maar, kom naar Gilgal en zondig daar nog meer.” (Amos 4:4). Dat God het was die ingreep, zegen onthield en strafte, had het volk niet eens door. In de profetie klinkt al door, dat de boodschap niet zal overkomen. (Amos 4:6-5:3).

De oproep tot bekering is kort en bondig:“Dit zegt de HEER tegen Israël: Zoek mij en leef!” (Amos 5:4), wat mij betreft overigens geen los verkrijgbaar vers om zoals Herman Boon in het gelijknamige liedje doet te vervolgen met ‘kijk eens hoe lief ik jou vind.’

En als tegenhanger van de oproep aan de Israëlieten om te zondigen, waarschuwt God Juda na het voltrekken van zijn oordeel: “Ga niet naar Betel, kom niet in Gilgal, trek niet naar Berseba; Gilgal gaat in ballingschap en Betel wordt een plaats van onheil. Zoek de HEER en leef. Anders zal hij als een vuur woeden in het land van Jozef, de vlammen zullen Betel verteren en er zal niemand zijn om te blussen.” (Amos 5:4-6).

“Zoek het goede, niet het kwade. Dan zullen jullie leven, en dan zal de HEER, de God van de hemelse machten, met jullie zijn, zoals jullie altijd zeggen. Haat het kwade, heb het goede lief en zorg dat er recht gedaan wordt in de poort. Misschien zal dan de HEER, de God van de hemelse machten, genade schenken aan wie er overgebleven zijn van Jozefs volk.” (Amos 5:14-15).

In de context van onrecht en afgoderij, en op z’n best lippendienst aan de HEER, is God het zat. “Ik heb een afkeer van jullie feesten, ik wijs ze af, jullie samenkomsten verdraag ik niet. Ik schep geen behagen in de brand- en graanoffers die jullie mij brengen; de vetgemeste beesten van jullie vredeoffers keur ik geen blik waardig. Bespaar mij het geluid van jullie liederen; de klank van jullie harpen wil ik niet horen. Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voorvloeiende beek.” (Amos 5:21-24).

martin luther kingDeze oproep heeft ook in onze tijd voorstanders van sociale hervormingen en gerechtigheid voor iedereen geïnspireerd. David Ben Gurion, de eerste premier van Israël (1948-54) haalde graag Amos aan. Amos 5:24 staat in Martin Luther King‘s I Have a Dream toespraak.

De zorgeloze, zelfingenomen Judeërs en Israëlieten zullen verdrukt worden door een vreemde mogendheid, in ballingschap gaan (Amos 6:1-5), families uitgeroeid en steden in de as gelegd (Amos 6:6-11). Waarom? “Jullie veranderden het recht in gif, de vruchten van de gerechtigheid in alsem.” (Amos 6:12).

Amos 7-8: genade, maar niet oneindig

God de HEER laat Amos achtereenvolgens 3 visioenen zien: een sprinkhanenplaag die het gras dat na de belastingheffing voor de koning voor het volk overbleef verwoest (Amos 7:1-3), een verterend vuur (Amos 7:4-6) en een loden last voor Israël (Amos 7:7-8). Amos pleit tweemaal voor het volk en God krijgt medelijden: het zal niet gebeuren. De derde keer houdt God vast aan zijn plan: “ik zal het niet langer sparen. De offerhoogten van Israëls volk zullen worden verwoest, de heiligdommen van Israël zullen in puin vallen, en ik zal het huis van Jerobeam treffen met het zwaard.” (Amos 7:8b-9).

In hoofdstuk 7:10-16 wordt verteld dat Amos uit Israël weggestuurd wordt naar Juda door de priester Amasja in opdracht van koning Jerobeam II. Amos antwoordt Amasja dat hij geen profeet is, maar een veeboer en vijgenteler, en dat hij door God zelf geroepen is om te profeteren tot Israël. Sommige uitleggers wijzen op het belang van het beroep van Amos. Als schapenfokker en vijgenteler gaat het om de vrucht, precies was God wil. Niet het geschreeuw, maar de wol, niet rijk worden ten koste van een ander, maar zelf God dienen in je handel en wandel en de zegen van Hem verwachten!

Vervolgens spreekt hij een onheilsprofetie over Amasja, zijn kinderen en over heel Israël uit: “Daarom – zegt de HEER – zal je vrouw in de stad als hoer moeten leven, zullen je zonen en dochters sterven door het zwaard en zal je land in stukken worden verdeeld. Jijzelf zult op onreine grond sterven en Israël zal van zijn grond worden verbannen.” (Amos 7:17).

Amos 8 opent met een 4e visioen: een mand met rijp fruit. “Toen zij de HEER: ‘Weldra zal de tijd rijp zijn. Ik zal mijn volk Israël niet langer sparen.'” (Amos 8:1-2). De reden? Onrecht, armen onderdrukken, knoeien met weegschalen voor eigen gewin (Amos 8:4-7). Aardbeving en zonsverduistering, een einde aan de feesten, dood en bitterheid, honger en dorst zijn de straf (Amos 8:8-14). De zomervruchten hebben in het Hebreeuws dezelfde klank als ‘het einde’. Geen detail is toevallig opgeschreven. Het zoeken naar Gods woord na de aardbeving lijkt positief, maar blijkt tevergeefs. Hoe kan dat? God laat zich toch vinden? Triest genoeg is het noorden van Israël ontdaan van de dienst aan JHWH en zijn godsmannen gedood of verbannen. Amos krijgt niet voor niets de opdracht naar Judea op te krassen! Denk aan de profeet Elia die zich bij God beklaagt als enige overgebleven te zijn in noord-Israël (1 Koningen 19). In een goddeloos en van God ontdaan land zul je Hem niet vinden.

De dag waarop de zonsverduistering is uitgerekend als 15 juni 763 voor Christus. Er zijn archeologische vondsten in Gath die duiden op een aardbeving.

Amos 9: eindoordeel en een keer in het lot

God vonnist de doodstraf. De zondaars zullen Hem niet ontsnappen, waar ze ook maar heen vluchten (Amos 9:1-10).

“Dan zal ik het vervallen huis van David herbouwen, ik zal de muren herstellen en opbouwen wat is neergehaald, ik zal het in zijn vroegere luister herstellen. Dan zal Israël in bezit nemen wat er nog rest van Edom en van alle volken die mij eens toebehoorden – spreekt de HEER, die dit alles doen zal.” (Amos 9:11-12).

Bijzonder is de aanhaling van de verzen 11 en 12 in Handelingen 15:15-18, zij het dat de apostel Jakobus een draai geeft naar de invulling in de tijd van Jezus en de bediening van de apostelen, met name Paulus en Barnabas, onder de niet-joden: “Dat stemt overeen met de woorden van de profeten; er staat immers geschreven:  ‘Dan keer ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd.”

Wijn- en olijfboomgaard tussen La Stella en Baccane

Wijn- en olijfboomgaard

Zegen zal er rusten op het land. “Ik zal het lot van mijn volk Israël ten goede keren. Zij zullen hun verwoeste steden herbouwen en erin wonen, ze zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, ze zullen tuinen aanleggen en de vruchtren ervan eten. Ik zal hen terugplanten in hun grond, en zij zullen niet meer worden weggerukt uit het land dat ik hun heb gegeven – zegt de HEER, jullie God.” (Amos 9:14-15).