Haggai: herbouw de tempel en ervaar Gods zegen

haggai_2De 10e van de 12 zogenaamde kleine profeten is Haggai. Deze profeet van wie de naam “mijn feestdag” betekent, was in het jaar 520 voor Christus werkzaam in Jeruzalem. 66 jaar eerder was de tempel in Jeruzalem verwoest door de Babyloniërs. Sindsdien was deze niet herbouwd.

Tijdgenoten

Haggai is daarmee een tijdgenoot van Daniël die ook tijdens de regeringsperiode van zowel Nebukadnessar II als Darius I leefde en zo nadrukkelijk profetieën uitsprak over de 70 jaren dat de ballingschap zou duren. Haggai is ook een tijdgenoot van priester Ezra, landvoogd Nehemia en profeet Zacharia. In de Hebreeuwse Bijbel worden Ezra en Nehemia tot de Geschriften gerekend en in veel christelijke bijbels bij de historische boeken ingedeeld. Vandaar dat je de naar hen genoemde boeken op een plek veel eerder in de Bijbel aantreft. Zacharia staat als profetenboek direct na Haggai in de Bijbel. Het boek Haggai heeft 2 hoofdstukken.

De verhaallijn

De inwoners van Juda waren alweer druk met het regelen van de eigen zaken, herbouwen van eigen huizen, landbouw en handel. Voor niets zo blijkt.

“Als de HEER het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de bouwers…” (Psalm 127)

Of, zoals het in Tale Kanaäns heet: aan ‘s HEEREN zegen is het al gelegen.

God spreekt via de profeet Haggai tot zowel de priester Jozua (of Jesua) als de gouverneur Zerubbabel (Haggai 1:1). De oorzaak voor de magere opbrengsten en de vernietiging van de oogst? Gods huis is nog altijd een ruïne! (Haggai 1:7-11). Zerubbabel en Jozua gaan met het overblijfsel van het volk aan de slag met de herbouw. God zegt toe bij hen te zijn. (Haggai 1:14-15).

Vier weken later herinnert Haggai zijn volksgenoten aan de pracht en praal van de eerste tempel, die van koning Salomo. Niemand die nu leeft heeft deze met eigen ogen gezien. God zegt opnieuw Zijn volk te steunen en het zilver en goud, dat nu nog bij de andere volken is te verkrijgen en Zijn huis ermee te vullen. (Haggai 2:1-8). Het resultaat zal een tempel zijn die qua aanzien groter is dan de eerste. Vanuit de tempel zal God vrede en voorspoed geven. (Haggai 2:9).

De spijs– en reinigingswetten uit de Torah waren nog bekend bij de priesters, zo leren we twee maanden later. Gods volk was tot dat moment zelf onrein, maar vanaf nu, de tempel van de HEER is gegrondvest, beloont God Zijn volk met zegen. (Haggai 2:15-19). God zelf zal afrekenen met de koningen in de landen buiten Israël. (Haggai 2:21-22). Zerubbabel krijgt een wel heel bijzondere plek van God. Hij zal hem dragen als zijn zegelring. (Haggai 2:23).

Haggai aangehaald bij Ezra en Hebreeën: God is onveranderd

Aan Haggai’s boodschappen wordt gerefereerd in Ezra 5:1 (“Toen begonnen de profeten Haggai en Zacharia, de kleinzoon van Iddo, in opdracht van de God van Israël te profeteren tegen de Judeeërs die in Juda en in Jeruzalem woonden.”) en 6:14 (“De oudsten van de Judeeërs vorderden gestaaf met de bouw, dankzij het optreden van de profeet Haggai en van Zacharia, de kleinzoon van Iddo.”) In het Nieuwe Testament wordt eraan gerefereerd in Hebreeën 12:26.

Het ‘Nog eenmaal zal ik de aarde doen beven, en met de aarde ook de hemel’ uit Gods aankondiging zelf af te rekenen met de volken buiten Israël (Haggai 2:21-22) is in Hebreeën 12:25-29 vervat in de waarschuwing om de sprekende God niet af te wijzen. Hij is een verterend vuur. Als ten tijde van Haggai de mensen die de profeet Haggai, sprekend op aarde, afwezen, niet ontkwamen, dan wij zeker niet ontkomen aan God die vanuit de hemel spreekt.

“Laten we daarom het onwankelbare koninkrijk in dankbaarheid aanvaarden, om God zo te dienen dat hij er behagen in schept, met eerbied en ontzag.” (Hebreeën 12:28)