Een stukje irritant vaagtaal gebeuren zeg maar

Acht jaar geleden deelde ik als cadeautje aan een toenmalige projectgroep bij Univé het boekje Daar worden wij niet vrolijk van uit. Vaagtaal en management speak lijken sindsdien alleen maar verder verspreid te zijn. Juist niet de sms-taal, maar vaagtaal is de inburgeringscursus voorbij. En nee, dat zijn niet de neologismen als twitteren, zeilmeisje of swaffelen, maar holle kreten, veel geschreeuw en weinig wol, kandidaten voor Woord van het Jaar. Ik heb de laatste weken aantekeningen gemaakt van treffende voorbeelden.

Een release manager (een persoon die verantwoordelijk gehouden wordt, maar in feite alleen coördinatie voert over een aantal activiteiten die leiden tot de vrijgave op een moment van een samenhangende programma’s aan gebruikers) stelt zichzelf en zijn functie voor aan een groep projectmanagers, functioneel beheerders en analisten. Hij zegt een stukje ontwerp, een stukje bouw en een stukje te ‘doen’. Geen idee, wat daarvan terecht moet komen.

Een boze eindgebruiker beklaagt zich bij de functioneel beheerder nadat hij daags ervoor nieuwe programmatuur heeft geaccepteerd en dus akkoord bevonden heeft. Er blijken toch fouten in de programmatuur te zitten. Niet onoverkomelijk, maar de hinder is van die orde, dat de eindgebruiker dreigt te voorescaleren naar de divisiedirecteur. Of er ook tussenescalatie en na-escalaties bestaan, betwijfel ik. Volgens kun je escaleren (naar boven gaan in de hiërarchie in een poging je gelijk te halen), terwijl deëscaleren (wordt ook in het bedrijfsleven gebruikt) niet het tegenovergestelde is, maar bedoeld wordt de normale bedrijfsvoering (uitgedrukt als business as usual) te hervatten.

Paulien Cornelisse schreef vorig jaar Taal is zeg maar echt mijn ding, uit het leven van de slecht communicerende samenleving geschreven. Ook zonder boek heb ik nog meer praktijkvoorbeelden. Wat denk je zelf bij een manager die na je uitleg “Ik snap wat je zegt” als reactie geeft. Wedden, dat je op de “,maar” wacht of het snappen zelf in twijfel trekt? Of de man die zijn desinteresse of onoplettendheid iets te regelmatig verhult door met “Even voor mijn beeld, hè” je nogmaals om uitleg vraagt. Er zijn regelmatig momenten, dat ik terugdenk aan de militaire bevelstructuur, waar strepen tellen en bevelen opgevolgd worden, omdat ze geacht worden doordacht te zijn en ten bate zijn van de troepen.

Ben van Balen is nog radicaler en noemt dit soort taalverloedering gewoon irritaal. Op zijn weblog verzamelde hij voorbeelden van taalergernissen, irritant taalgebruik en taalbederf en compileerde vervolgens het boek Irritaal.

Wat bedoel je?

Vaag taalgebruik leidt snel tot leugens of wat anders bedoelen dan er gezegd wordt, voorbeelden van slechte of non-communicatie. Een ‘dag op de hei’ wordt er nooit doorgebracht, net zoals een periodieke roadshow om de plannen voor het volgend jaar aan de medewerkers op verschillende locaties te komen vertellen gewoon in de kantine plaatsvindt. Ik hoorde onlangs een groep marketeers (let op: gevoelige verschillen bestaan tussen product marketeers, actie marketeers, portfoliomanagers, branche specialisten en distributie coördinator) zinnen uitwisselen als: “En dan komt het hele accountmanager verhaal.” Verhaal, jakkes! Een gesprek heet al snel discussie en anders toch zeker bilateraal of workshop. En met achtervoegsels gebeuren (testgebeuren, implementatiegebeuren), stopwoorden of opvullingen (zeg maar, dan heb ik zoiets van, ding, dinges, dingetje) wordt communicatie als snel zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten. Daar worden we als mensen niet vrolijk van. Als je weer echt wilt com-municeren (tweerichtingsverkeer, effectief, tijdig, nuttig, relevant, begrip, enzo) dan is zorgvuldig(er) omgang met de taal een eerste vereiste.